Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet milieubeheer

 

Artikel 16.12
1
Aan een vergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten. Deze voorschriften houden voorts in ieder geval de verplichting in dat:
a
gedurende ieder kalenderjaar de jaarvracht, het brandstofverbruik en het grondstofgebruik worden bepaald en geregistreerd overeenkomstig het voor de betrokken inrichting geldende monitoringsplan;
b
met betrekking tot ieder kalenderjaar bij het bestuur van de emissieautoriteit voor 1 april van het daarop volgende kalenderjaar een verslag wordt ingediend, waarin voor de inrichting alsmede voor elke broeikasgasinstallatie die zich in de inrichting bevindt, met betrekking tot het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft, worden vermeld:
1
de jaarvracht, het brandstofverbruik en het grondstofgebruik en de wijze waarop deze zijn bepaald en geregistreerd;
2
de veranderingen van het monitoringsplan die hebben plaatsgevonden;
3
de gevallen waarin van het monitoringsplan is afgeweken, de redenen daarvoor en de wijze waarop het meten en registreren van de emissies in die gevallen heeft plaatsgevonden;
c
het emissieverslag vergezeld gaat van een verklaring van een onafhankelijke deskundige, waarin de resultaten worden weergegeven van een door hem uitgevoerde beoordeling van het verslag overeenkomstig artikel 16.14, eerste en derde lid;
d
aan het bestuur van de emissieautoriteit een verandering van de naam of het adres van de houder van de vergunning wordt gemeld.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld met betrekking tot:
a
een andere persoon dan de houder van een vergunning krachtens artikel 16.5, eerste lid, die bij de uitvoering van het monitoringsplan is betrokken;
b
de bepaling en de registratie van de jaarvracht, het brandstofverbruik en het grondstofgebruik, bedoeld in het eerste lid, onder a;
c
het emissieverslag.
3
Eisen die krachtens het tweede lid worden gesteld, voldoen in elk geval aan de beschikking die de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft vastgesteld op grond van artikel 14, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
4
In een vergunning kan worden bepaald dat:
a
een verandering, anders dan bedoeld in artikel 16.5, eerste lid, onder b of c, of
b
een tijdelijke afwijking van het monitoringsplan
aan het bestuur van de emissieautoriteit wordt gemeld overeenkomstig de krachtens het vijfde lid gestelde regels.
5
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het melden van een verandering of afwijking als bedoeld in het vierde lid. Aan deze regels kan terugwerkende kracht worden verleend tot en met 1 januari 2005.
6
In een vergunning kan worden bepaald dat een verandering of afwijking als bedoeld in het vierde lid, voordat zij ten uitvoer wordt gebracht, de goedkeuring behoeft van het bestuur van de emissieautoriteit.
7
Indien toepassing is gegeven aan het zesde lid, kan het bestuur van de emissieautoriteit goedkeuring onthouden:
a
indien dit naar zijn oordeel nodig is in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten;
b
op grond dat het, gezien de aard of omvang van de betrokken verandering, naar zijn oordeel noodzakelijk is de vergunning te wijzigen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •